Dit is een vorm van stabiliteit waarbij het gewichtszwaartepunt van het schip ten opzichte van het drukkingpunt relatief hoog ligt, zodat de vorm van het schip (breedte!) sterk tot stabiliteit moet bijdragen.
Als je een bal onder water duwt heb je hiervoor een kracht nodig.
Bij een skippy bal heb je meer kracht nodig dan een pinpongbal.
De skippybal kun je maar een klein stukje onder water trekken.
Eigenlijk is het zo dat hoe meer volume je onderdompelt hoe meer kracht je nodig hebt.
Stel je nou de volgende situatie voor: Ik heb een vlotje gebouwd met twee dicht bij elkaar elkaar geknoopte ballen.
De ballen worden enigszins in het water geduwd door het gewicht van het vlot.
Als ik het vlot scheef trek gaat de ene bal dieper en de andere bal juist ondieper.
Dat betekent dat de bal die dieper gaat graag weer omhoog wil, en de bal die uit het water is niet meer omhoog wil.
De lage kant wil dus omhoog.
Dat is nu de basis van vormstabiliteit.
Een brede romp heeft meer volume dan een smalle romp en ligt daardoor dus ook stabieler in het water.
Een breed gebouwde boot heeft, zoals men dat ook wel noemt, een hoge aanvangsstabiliteit.